Arjuna Wiwaha

EPOS

De Arjuna Wiwaha geïnspireerd door de Mahabarata werd in het jaar 1035 door de dichter M.P.U. Kanwa geschreven tijdens de regering van koning Airlangga (929-1047) op Oost-Java.

De inhoud van dit gedicht zou kunnen zinspelen op het leven van Airlangga zelf. De titel Arjuna Wiwaha, dat letterlijk Viering van Arjuna’s huwelijk betekent, heeft betrekking op Arjuna’s huwelijk met de zeven hemelse nimfen, die als het ware hem hebben verleid. In het Javaanse dansdrama echter, bereikt de viering het hoogtepunt wanneer in de hemel van Indra het huwelijk van Arjuna met de nimf Supraba (Sembrada) wordt gesloten.

In de hemel van de god Indra was men bezorgd en er heerste een grote verwarring. De demonische koning der reuzen Niwatakwaca dreigde de verblijfplaats van de goden te vernietigen, als wraak voor hun weigering, hem de mooie Supraba te geven. Hij was niet tevreden met de vele giften van Indra, die hem af en toe andere nimfen zond voor zijn harem. De goden waren machteloos tegenover Niwatakawaca, sedert de hoogste godheid hen de gave van gehele onkwetsbaarheid gaf, met uitzondering van één geheime plek, waar hij dus wel kwetsbaar was. Ofschoon geen enkele sterveling hem zou kunnen verslaan, was hij bij voorbaat gewaarschuwd voor een man met buitengewone kracht.

De goden die in beraad gingen, wisten dat Arjuna zich teruggetrokken had in een grot van de berg Indrakila, waar hij door ascese zijn grote krachten samenbundelde, die hij nodig had om de reuzenkoning te vernietigen en de wereld te redden. Indra besloot de onwrikbaarheid van Arjuna te testen, door hem bloot te stellen aan de verleiding van de mooie hemelse nimfen. Wanneer hij weerstand bood en zijn onwrikbaarheid aantoonde, zouden de goden hem willen opdragen Niwatakawaca te bevechten. De goden kozen zeven hemelse nimfen (widadari’s), die al eerder mensen in ascese gestoord hadden, om Arjuna te verleiden. De mooisten onder hen waren Tilottama en de schone Supraba. Gevolgd door vijf andere dienst-nimfjes, daalden ze af naar de grot van de berg Indrakila, waar Arjuna diep in meditatie zat. Geen van hun charmes en verleidelijke pogingen konden de meditatie verstoren. Van liefde verstoten en ontmoedigd, keerden ze terug naar de hemels, om van hun falen te vertellen. De goden waren blij met Arjuna’s standvastigheid, maar nu vreesden ze, dat hij in zijn complete absorptie niet meer aan de wereld dacht en daarvoor enkel zijn heil zocht in volledige bevrijding. Nu besloot Indra zelf naar Arjuna te komen. Hij verscheen aan Arjuna in de gedaante van een oude, zwakke, halfnaakte heilige man, die Arjuna in het begin niet opmerkte. Toen Indra tenslotte erin slaagde, dat Arjuna gewaar werd van zijn aanwezigheid, ontstond er een gesprek, waarin de god Arjuna, die reeds gevorderd was in het mystieke, op het hart drukte, om op het hoogste doel te mikken, de redding, door het Nirwana in te gaan.

Arjuna vol respect echter, stond erop zijn plicht te voldoen als een ksatriya (de tweede of ridderlijke kaste in de Hindu kastensysteem), door zijn krachten te gebruiken tot welzijn van de goden en van de mensheid. Indra nam zijn goddelijke vorm weer aan en moedigde Arjuna aan, om hardnekkig vol te houden in zijn streven. Hierna verdween Indra weer.

Ondertussen bereikten de geruchten over Arjuna’s asceses ook Niwatakawaca, die hierdoor gewaarschuwd was er één van zijn reuzen stuurde om Arjuna van tevoren te belagen. De reus Murka kon Arjuna echter niet vinden en veranderde zichzelf in een enorm grote wilde zwijn dat briesend over de berg trachtte te komen met het gevolg, dat de berg Indrakila begon te schudden. Arjuna die hierdoor wakker werd uit zijn meditatie, klom met zijn boog uit de berg. Op dat moment echter verscheen de god Siwa ten tonele die naar de aarde was gedaald, om de bezigheden van de mensen gade te slaan en om zich ervan te verzekeren dat Arjuna zijn doelen bereikte. Siwa was vermomd als een koning, die op jacht ging. Gelijktijdig schoten Arjuna en de god Siwa pijlen die het wilde zwijn op dezelfde plaats raakten door één gezamenlijke pijl

Toen Arjuna bij het zwijn kwam om zijn pijl uit het beest te halen, zei Siwa dat dat zijn pijl was en provoceerde met harde en beledigende taal. Een verschrikkelijk gevecht volgde, terwijl de berg uitbarstte. Tenslotte kwamen ze in een worsteling met elkaar en toen Arjuna, die door de god op de grond was gegooid, de voeten van Siwa wilde grijpen en juist wilde proberen, hem over zich heen te wippen, verdwenen deze voeten plotseling. Een regen van bloemen vermengd met hemelse lofuitingen daalde neer uit de hemel en alle goden verschenen in al hun schittering. Arjuna knielde neer, bracht een huldebetuiging en sprak tot de goden in een prachtig gebed. Hierna gaf de god Siwa hem een magische speer, een vuurpijl Pasupati genaamd, met een boog en een gevechtshelm. Hij gaf Arjuna aanwijzingen in de vechtkunst.

Nu zijn asceses met succes voltooid zijn, werd Arjuna naar de hemel van Indra ontboden, om de goden te helpen in hun gevecht tegen de reuzenkoning, De goden beraamden een plan om achter het geheim te komen van de kwetsbare plek van Niwatakawaca. Supraba, die reeds lang door de reuzenkoning werd begeerd, hoewel ze zelf verliefd was op Arjuna, moest Arjuna helpen om door haar verlokkende charmes te weten te komen, wat de geheime kwetsbare plek van Niwatakawaca was. Ze moest wel zorgen dat ze niet door de reus werd overgehaald. Zo gingen Arjuna en Supraba op weg naar Himantaka, de hoofdstad van het reuzenrijk. Toen ze bij het paleis van Niwatakawaca aankwamen, maakte Arjuna zich onzichtbaar en zei Supraba, dat ze vrijwillig was gekomen en dat ze ingezien had dat de reuzenkoning toch de uiteindelijke winnaar was over de goden. Ze verzocht de reuzennimfen haar komst aan Niwatakawaca aan te kondigen en te zeggen, dat ze bereid was, hem te dienen. Arjuna bleef onzichtbaar aanwezig om getuige te zijn van de verschijning van de koning.

Opgewonden haastte Niwatakawaca zich naar het paviljoen waar hij alleen met Supraba haar op zijn schoot wilde minnekozen. De nimf kon met moeite zijn amoureuze aanvallen afweren. Terwijl ze hiermee bezig was, vroeg ze als bruidsschat de bekendmaking van de geheime plek van Niwatakawaca’s kwetsbaarheid. In zijn hebzucht en hunkering naar haar gooide hij rondborstig het geheim eruit: dat hij alleen aan de punt van zijn tong kwetsbaar was. Nauwelijks had hij dit uitgesproken of Arjuna veroorzaakte zo’n beving dat het paviljoen in mekaar zakte. Er volgde een algemeen paniek, waardoor Supraba terug kon keren naar de hemel. Even later voegde Arjuna zich bij haar. Terwijl ze het verhaal aan de goden vertelden, riep de nijdige Niwatakawaca, die onmiddellijk begreep dat hij in de maling genomen was, al zijn legerscharen bijeen en begaf zich op oorlogspad. Stuk voor stuk werden de verblijfplaatsen van de lagere goden plat gelopen en vernield terwijl de reuzenstrijdkrachten de hemel van Indra steeds meer naderden. Indra riep al zijn strijdkrachten op en gaf vanuit zijn strijdwagen leiding in het gevecht tegen de reuzen. Tijdens een verschrikkelijk gevecht, waarbij de hele wereld beefde, nam Arjuna het op tegen Niwatakawaca. Dan deed hij alsof hij geraakt was door de speer van de vijand. De demonenkoning naderde hem en begon zeer smakelijk om hem te lachen. Dit moment gebruikte Arjuna en mikte een pijl door de lachende mond en raakte de tong. Einde van Niwatakawaca

Men gaf een groot overwinningsfeest in de hemel van Indra. Arjuna werd koning in de hemel voor zeven dagen (in de hemel duurde dat zeven maanden). Hij kreeg een speciale verblijfplaats en wel die van de god der liefde met zeven paviljoens er omheen, één voor elke nimf aan wiens verleidingen hij vroeger weerstand bood. Nu kon Arjuna, te beginnen met Supraba en daarna met Tilottama alle liefdesgenot ondervinden.

Toen deze zeven maanden-dagen voorbij waren, vroeg hij Indra toestemming terug te mogen keren naar de aarde, om zich weer bij zijn familie te voegen. De verdrietige nimfen namen huilend afscheid van Arjuna en deze daalde uit Indra’s hemel weer op aarde terug bij zijn overgelukkige broers.

Deze Arjuna Wiwaha of delen hiervan, worden op Java en in Bali vaak in een klassiek dansdrama opgevoerd.