Hindoeïsme

EPOS

Vele eeuwen voor Christus woonden de Ariërs als herders- en landbouwersvolk ten noorden van het Himalaja-gebergte. Door drie grote volksverhuizingen verbreidden zij zich over een groot deel van Azië en Europa. Een gedeelte ging naar het Westen en werd de voorvaderen van de Perzen; anderen trokken naar het Zuiden, door de passen van Afghanistan naar Indonesië.

In dit land vestigde de immigrerende bevolking der Ariërs zich vrij ongestoord, terwijl in de landen van het voormalige Voor-Indië ook andere rassen kwamen, die met de Ariërs samensmolten.

Een buitengewoon rijke literatuur in de oude Ariase taal (het Sanskriet) geeft roemrijke getuigenissen van het hoogbeschaafde Indië, welke nieuwe bewoners minder naar uiterlijke glans en naar machtsvergroting streefden dan naar innerlijke groei en vreedzame ontwikkeling. Hier openbaarde zich reeds vroeg een eigenaardig cultuurleven.

Bij de oud-Ariërs bestond geen voorgeschreven verering van de goden. Zij brachten hun hulde door lofliederen en gebeden, door geschenken van voedsel en drank. In die dagen waren er ook mannen, die beter dan anderen de wil der goden begrepen en hun kennis aan anderen overbrachten. Zij schreven de gezangen van de Vedische boeken (Veda’s), welke bestaan uit drie delen:

  • mantra’s (liederen)
  • brahmana’s (verhandelingen)
  • sutra’s (overleveringen)

Agni (de vuurgod), Indra (de regengod) en Surya (de zonnegod) werden langzamerhand de hoofdgoden van de oude bevolking van Indonesië. Toch lag in de Vedische godsdienst reeds een zoeken naar één hoogste macht. Uit de oorspronkelijke godsdienst der oude -Indiërs heeft zich daarna het Brahmanisme ontwikkeld, waarin de Veda’s waren opgenomen.

Het Brahmanisme is de godsdienst die geleid werd door de Brahmanen, een afgesloten priesterstand van Indië.

Men onderscheidde in het Brahmanisme vier verschillende standen:

  • de Brahmanen (priesters)
  • de Ksatrya’s (edelen of krijgslieden)
  • de Vaisya’s (landbouwers)
  • de Sudra’s (werklieden).

De priesters zijn voortgekomen uit de mond van de godheid, de krijgslieden uit de borst en de armen van de godheid, de landbouwers uit de romp en de werklieden uit de voeten van de godheid.

Brahma is de schepper en naast hem staan de twee andere goden van de Indische Trimurti (drie-eenheid) nl. Vishnu (de onderhouder) en Siwa (de verwoester). In het algemeen geniet Brahma minder verering dan de twee andere goden Vishnu en Siwa. Vishnu is de onderhouder en zijn vrouw Laksmi, de godin van overvloed en van vruchtbaarheid. Zo nu en dan daalt Vishnu in de wereld af en de neerdalingen zijn de beroemde vleeswordingen van de godheid. Bekend zijn die van Rama en van Krishna (Kresna). Rama is een oorlogsman, de held van het heldenepos Ramayana. Kresna is de held uit het epos Mahabharata.

Grote waarde werd door de Brahmanen aan het offeren gehecht, omdat daardoor de krachten van de bovenaardse machten werden versterkt. Later kwam de opvatting dat het offer moest dienen, om de gunst der goden te verwerven en dat men daardoor voordelen zou kunnen verkrijgen. Zo maakte de eertijds zo eenvoudige offers langzamerhand plaats voor zeer ingewikkelde offerplechtigheden. Angstvallig werd gewaakt voor elk onderdeel van het ritueel.

Het levensdoel van de mens moet zijn: zich van het stoffelijke te bevrijden en op te gaan in Brahme, de wereldziel. Om dit doel te bereiken, rnoest veel geofferd worden. Grote waarde werd voorts gehecht zelfkastijding en aan bespiegelend inkeren tot zichzelf. Een enkel menselijk leven is niet voldoende om het doel te bereiken; telkens wordt men na een verblijf in hemel (of hel) wedergeboren totdat men ten laatste in de wereldziel zal verzinken. Geeft men toe aan boze lusten, dan komt aan het aantal wedergeboorten geen einde; dan heeft men de kans terug te keren als dier of plant. Een Brahmaan heeft dan ook een flink stuk van de lange levensweg afgelegd.

In het wetboek wordt de weg naar volkomen verlossing nauwkeurig aangegeven. Eerst wordt men leerling van de Brahmanen. Is de leertijd volbracht en heeft men voor het eerst geofferd, dan viert men het feest van zijn Wedergeboorte. Daarna wordt men huisvader; vervolgens trekt men zich terug uit de werelds teneinde zich aan godsdienstige overpeinzingen over te geven. Aan het ascetisch leven wordt de grootste waarde gehecht. Diep in het hart van een Hindu leeft dan ook de gedachte dat de ziel moet worden gelouterd, totdat zij ten laatste van alle begeerte bevrijd, zich kan verenigen met het hoogste alwezen.

Siwa is de verwoester, doch tevens opbouwer. Hij zorgt voor de eeuwige afwisseling van geboorte en dood. De vereerders var Siwa spannen zich dan ook in die gevreesde macht gunstig voor zich te stemmen door de strengste onthouding en zelfverminking toe te passen.

Bezien we de drie-eenheid van populaire zijde, dan vormen zij een bontgekleurde veelgodendom, maar bekijken we haar minder oppervlakkig, dan kunnen we haar terugbrengen tot wat de schepping te zien geeft: een kracht, die alles doordringt, weldadige en vernietigende invloeden en de eeuwige wisseling van leven en dood.

Het Hindoeïsme in Indonesië

Het Brahmanisme werd later in Indonesië het Hindoeïsme der middeleeuwen, zoals men dat aantreft in de wetboeken en in het Mahabharata- en Ramayana-epos. Siwa wordt Batara Guru (God leermeester) genoemd. Als almachtige vernieler wordt voorgesteld als de tijdgod Mahakala. Vaak wordt deze afgebeeld met zijn gemalin Durga of Parwati. Wisnu wordt gewoonlijk afgebeeld als slapende in de oceaan en rustende op de gekronkelde wereldslang terwijl uit zijn navel een lotusstengel opschiet, waaraan Brahma op een bloem daarvan gezeten is. Ganse, de god der wijsheid, is de zoon van Batara Guru (Siwa) en Parwati. De attributen van Wisnu zijn de schelptrompet, de werpschijf of de radpijl. Waar Siwa voorkomt als Kala (Mahakala) zien we, dat gestreefd is het bloeddorstige en vernielende uit te drukken door de demonische gelaatstrekken.

Op Java wordt Siwa als Batara Guru vereerd, dus als leermeester. Als zodanig zien we hem afgebeeld als een bejaard en zwaarlijvig man met knevel en spitse baard.

Siwa’s zoon Ganesa wordt voorgesteld met een olifantskop en olifantsoren. Gewoonlijk heeft het beeld vier armen, voorts een bijl en een etensbakje, waarin de slurf steekt . In tempelruïnes (candi’s) treft men tal van deze voorstellingen aan. De candi Prambanan is een aan de Trimurti gewijde tempel, waarin aan Batara Guru de voorrang is toegekend. Brahma en Wisnu ontbreken echter niet. De hoofdtempel van de Prambanan is aan Batara Guru gewijd en is dus een Hindu-tempel terwijl de andere candi’s van de Prambanan Buddhistisch zijn. Het hele Prambanan-complex bestaat uit:

  • Candi Loro Jonggrang
  • Candi Sewu (duizend tempels)
  • Candi Kalasan met de Candi Sari
  • Candi Plaossan.

De Candi Loro Jonggrang bestaat uit drie rijen tempels, die zich terrasvormig boven elkaar verheffen. binnen deze drie tempelreeksen heeft men acht grote tempels. De middelste van de westelijke reeks is aan Siwa gewijd en heeft vier vertrekken waarin zich beelden bevinden van Siwa als Batara Guru, als Kala, en als Mahadewa. In de andere tempels van de Candi Loro Jonggrang bevinden zich nog beelden van Durga en Ganesa, van Brahma en Wisnu, voorts van de zonnegod Surya en de maangod Candra. Het Durga-beeld wordt overigens door de Javanen onder de naam Loro Jonggrang vereerd door het brengen van bloemen en het branden van wierook. De tempel in de Candi Loro Jonggrang dat gewijd is aan Wisnu en waar vier beelden van Wisnu staan, ligt noordwaarts. Daarnaast ligt de Brahma-tempel.

De overige groepen van de Prambanan zijn Buddhistisch. De Candi Sari is waarschijnlijk het bij de Candi Kalasan behorende klooster geweest.

De Candi Panataran in de buurt van Blitar is het grootste Hindu-monument in Oost-Java. Op de bas-reliëfs zien we gedeelten van het Ramayana uitgebeeld.

Uit het boek: Beknopte volkenkunde van Nederlandsch-Indië (door Ph.C.A.J. Quanjer)