Mahabharata

EPOS

De Mahabharata (Devanagari: महाभारत, fonetisch Mahābhārata), soms Bharata genoemd, is een zeer omvangrijk religieus en filosofisch epos uit India. Samen met de Ramayana vormt het een belangrijke culturele hoeksteen van het Hindoeïsme.

De Mahabharata is het op twee na grootste literaire werk van de wereld na het epos van koning Gesar en Manas en bestaat uit 18 delen (zogeheten parva’s), die elk weer onderverdeeld zijn in kleinere delen. De titel (met de klemtoon op bha) is afgeleid van Maha (Sanskriet: groot) en Bharata (Sanskriet: India/wereld/alles, en in de stam bharat (de wereld) dragen [1]). Mahabharata betekent dus zoiets als India, de grote of Gehele Wereld, of grote stut. Het werk is onderdeel van de zogenaamde Hindoe itihasa (letterlijk: dat wat gebeurd is) en bevat in zijn meest uitgebreide versie meer dan 100.000 verzen, waardoor het ongeveer vier keer zo lang is als de christelijke Bijbel en zeven keer zo lang als de Ilias en de Odyssee.

Betekenis

Met zijn enorme filosofie, filosofische diepgang en grote reikwijdte vormt de Mahabharata als het ware de belichaming van zowel Groot India (en de wereld) als van haar rijke spirituele traditie. In zijn reikwijdte is de Mahabharata meer dan slechts een verhaal over koningen en prinsen, heiligen en wijzen, demonen en goden. Vyasa zegt dat de Mahabharata zich onder andere richt op het verklaren van de vier levensdoelen: kama (boeddhisme)|kama (begeerte), artha (rijkdom), dharma (spirituele doel), moksha (bevrijding). Het verhaal komt tot zijn hoogtepunt in moksha, wat door velen in India en daarbuiten wordt gezien als het ultieme menselijke levensdoel. Karma en dharma spelen een integrale rol in de Mahabharata.

Achtergrond en geschiedenis

Volgens de overlevering werd het epos gedicteerd door de wijze Vyasa, die de strijd zelf mee zou hebben gemaakt en die zichzelf een plaats geeft als een van de grote dynastische personages in het epos. In het eerste deel van de Mahabharata wordt duidelijk gemaakt dat het Ganesh (de hindoegodheid met het hoofd van een olifant) was, die in opdracht van Vyasa het epos op schrift stelde. In het eerste millennium voor onze jaartelling werd de Mahabharata mondeling overgeleverd door reizende bard (zanger)|barden en priesters. Dit maakte het mogelijk dat voortdurend nieuwe verhalen konden worden ingevoegd en dat regionale varianten konden ontstaan. Het centrale verhaal bleef echter ongeveer hetzelfde. Rond 350 n.Chr. werd het voor het eerst in zijn geheel opgetekend in het Sanskriet. Na het jaar 1000 verschenen ook versies in vele andere talen van het Indiase subcontinent.

De huidige Mahabharata zou zijn voorafgegaan door een veel korter werk, dat Jaya (Overwinning) heet. Het dateren van de gebeurtenissen in het verhaal is moeilijk. Weinig mensen kunnen de gebeurtenissen op een betrouwbare wijze plaatsen in het India van rond 1500 v.Chr.. Er staan wel bijzondere astronomische gebeurtenissen (zoals verduisteringen) in de Mahabharata, die volgens sommige onderzoekers zouden kunnen wijzen op een datering rond 1478 v.Chr. óf 3100 v.Chr.

De Mahabharata, het epische verhaal

Het kernverhaal van de Mahabharata is de dynastische strijd om de troon van Hastinapura, het koninkrijk van de Kuru (volk)|Kuru clan. Hastinapura en de aangrenzende koninkrijken liggen in de Doab (landtong)|Doab, de regio van de rivieren de Ganges (rivier)|Boven Ganga (Ganges) en de Yamuna, ten noorden van het huidige Delhi (stad)|Delhi. De twee takken van de familie die de strijd aangaan, zijn neven van elkaar. Het zijn de Kaurava’s, de oudste tak in de familie en de Pandava’s, de jongere tak. De Pandava’s zijn de vijf zonen van koning Pandu en de Kaurava’s zijn de honderd zonen van de blinde koning Dhritarashtra en koningin Gandhari. De vijf Pandava’s zijn geen biologische zonen van Pandu, want die is vervloekt en mag geen seksuele gemeenschap hebben, op straffe van dood. Kunti, de echtgenote van Pandu, had echter in haar jeugd een mantra gekregen waarmee ze naar believen een god kon oproepen om een kind bij haar te verwekken. Die mantra gebruikte zij op verzoek van Pandu, tevens werd die mantra ook door Madri, de tweede vrouw van Pandu, gebruikt. Zowel de Pandava’s als de Kaurava’s werden gezamenlijk opgevoed als prinsen in het hof van Hastinapura. De intentie was om een gemeenschap te krijgen op basis van broederschap, maar van jongs af aan was er diepe verdeeldheid tussen de neven.

Er wordt in het epos herhaaldelijk op gewezen dat Dhritarashtra blind is en in duisternis leeft. Een blinde koning kan het land niet goed besturen omdat hij geen inzicht heeft. Dat is ook de reden dat zijn halfbroer Pandu (letterlijk: de bleke of witte) tot koning wordt gekozen, tot grote ergernis van Dhritarashtra zelf die de oudste is. Pandu ziet van het koningschap af, omdat hij geen nageslacht kan verwekken (vanwege een vervloeking) en de dynastie daarom zou uitsterven. Dat is de reden dat Dhritarashtra als plaatsvervangend koning in plaats van Pandu op de troon komt.

Het grote probleem ontstaat doordat Kunti en Madri (de vrouwen van Pandu de bleke) alsnog vijf prachtige goddelijke kinderen krijgen door tussenkomst van Goden. De vrouw van de blinde koning Dhritarashtra echter, Gandhari, die bij haar huwelijk uit loyaliteit met haar man, zich geblinddoekt had, baarde (afgezien van een dochter Duhsala) na enkele jaren zwangerschap een afzichtelijke homp vlees die huilde als een jakhals. Er verschenen slechte voortekenen van komende rampspoed. Vidur en Kripa adviseerde de koning zijn zoon te doden. In plaats daarvan werd de vleesbal op advies van Vyasa in honderd stukken gesneden en in stenen kruiken met aarde gedaan en begoten met water: ieder jaar ontstond daaruit een nieuwe zoon.

De Pandava’s zijn halfgoden en de Kaurava’s zijn uit aarde en vlees ontstaan en in stenen potten opgekweekt. Duidelijk is hier een dualistische licht-duister symboliek of de dualiteit van het eeuwig stralende en herhalend incarnerende: ook gezien als een strijd tussen goed en kwaad. De essentie van de komende strijd op leven en dood is Yudhishtira, zoon van de god Dharma, hij is de oudste prins en derhalve de kroonprins. Dat wordt door de blinde koning bekrachtigd maar in zijn hart geeft hij de voorkeur aan zijn eigen zoon Duryodhana (de oudste zoon). Dit conflict tussen Yudhishtira en Duryodhana is doorslaggevend.

Duryodhana bouwt een zeer brandbaar huis van was, met de bedoeling de Pandava’s daarin te verbranden. Maar gewaarschuwd door Vidur ontsnappen ze aan de vlammenzee en verblijven een tijd in het bos verkleed als Brahmaan|brahmanen tot het doodsgevaar is geweken. In de veronderstelling dat de Pandava’s dood zijn, benoemt de koning dan zijn oudste zoon Duryodhana als kroonprins. Als na een tijdje Yudhishtira weer op het toneel verschijnt zijn er opeens twee kroonprinsen. Dhritarashtra ziet geen andere oplossing dan zijn koninkrijk te splitsen. Een onaanzienlijke arme dorre streek vol demonen genaamd Khandavaprastha, wordt dan gegeven aan de Pandava’s en Yudhishtira wordt daar Koning. Met de hulp van Krishna brengen zij dat land tot bloei en bouwen er een prachtige stad: Indraprastha. Als de kroonprins Duryodhana daar op bezoek gaat wordt hij jaloers en wil niet alleen zijn helft van het koninkrijk, maar het totaal. Daarbij komt nog dat zijn eer gekrenkt wordt omdat Draupadi hem uitlacht, omdat hij de spiegelingen van het paleis niet doorziet en in het water valt. Zij lacht en vernedert: Duryodhana, een blinde zoon van een blinde vader. Die spiegelingen zijn het werk van de architect van het paleis, de koning van de rassen der reuzen, demonen en illusie’s Maya (begrip)|Maya of Mayāsura.

Het kantelpunt in de Mahabharata is het dobbelspel tussen de beide takken van de familie. Het is een list van Shakuni, de oom van Duryodhana, om voor hem de totale macht in het hele koninkrijk te grijpen. De blinde koning staat dit toe omdat hij in dit dobbelspel een methode in ziet om de problemen tussen de neven naar de toekomst te verschuiven. De Pandava’s, de vijf halfgoden, verliezen in het dobbelspel al hun bezit, alles; inclusief zichzelf en hun gemeenschappelijke vrouw Draupadi. Dan wordt Draupadi (die geboren is uit vuur) aan haar haar door Dushasana naar de grote vergaderzaal van het paleis getrokken. Voor de koning, de heiligen en de wijzen en de prinsen wordt ze daar vernederd en men probeert haar te ontkleden. Krishna als hoogste incarnatie van goddelijkheid voorkomt dit. Op dat moment worden verschrikkelijke vervloekingen uitgesproken. Het noodlot is geschapen en de wet van oorzaak en gevolg zal leiden tot totale vernietiging.

De strijd culmineert in de slag bij Kurukshetra (stad)|Kurukshetra en de Pandava’s zijn de uiteindelijke overwinnaars. De Mahabharata eindigt met de opstijging van Krishna (god)|Krishna naar zijn eeuwige verblijfplaats en het daaropvolgende einde van de dynastie en het eenworden met God (moksha) van de Pandava broers. Sommige van de meest nobele en geachte personages vechten zelfs tegen hun eigen wil en wens mee aan de kant van de Kaurava’s vanwege de vóór het conflict aangegane allianties, loyaliteit en afhankelijkheden vanwege eed en trouw.

De Pandava’s en de Kaurava’s, die in historische tijden een strijd op leven en dood zouden hebben gevoerd met bijna volledige vernietiging, staan symbool voor de strijd tussen licht en duister, tussen Goden en Demonen en alle wezens die daarbij gedacht kunnen worden. Volgens esoterie|esoterische opvattingen heeft de strijd alleen plaats binnen in de mens die tot inzicht en wijsheid komt en zich tracht los te maken van zijn egocentrische beperkingen.

Personages

Een lijst met beknopte beschrijvingen van de personages:

Aan de zijde van de Pandava’s:

  • Yudhishtira, halfgod, de oudste Pandava, staat erom bekend dat hij niet kon liegen. Toch eenmaal in zijn leven vertelde hij aan Drona dat Ashwattaman (de Olifant) gedood was, waarbij hij het woord de Olifant fluisterde. Drona verstond dat niet en dacht dat zijn zoon Ashwattaman gedood was. Zijn strijdwagen, die tot dan te een handbreedte boven de grond had gezweefd, kwam daarop met een klap op de aarde terecht. Vanwege dat hij bewust zijn naam als altijd zijnde oprecht had misbruikt verloor hij zijn goddelijke status. Hij staat ook bekend als Dharmaputra, omdat hij een zoon was van sterfelijke Kunti door de genade van Dharma, de God van de Rechtvaardigheid, maar tevens als Dharmaraja of koning van de Rechtvaardigheid. Yudisthira staat ook bekend als de volmaaktheid van integriteit die ten val kwam vanwege een enkele terugval en als een denker of beschouwer.

  • Bhima, zoon van god Vayu (de Wind) en de sterfelijke Kunti; een van de Pandava broers wiens enorme kracht, grootte en gezagsgetrouwheid legendarisch zijn. Hij staat symbool voor energie: doorzettingsvermogen.

  • Arjuna, halfgod, zoon van Indra (mythologie)|Indra (Koning van de Goden) en de sterfelijke Kunti: een meesterlijke boogschutter. Hij staat symbool voor concentratie en het denken.

  • Nakula en Sahadeva halfgoden: tweelingzonen van de Ashwins (tweelinggoden) en de sterfelijke Madri. Ze staan symbool voor de eenheid in dualiteit en broederschap. Ze zijn als geduld en zwijgzaamheid.

  • Krishna (god)|Krishna goddelijk, incarnatie van Vishnu. Als Doryodhana en Arjuna beiden komen vragen om zijn steun in de oorlog, stelt Krishna hen voor een keuze: aan de ene kant zijn leger, met alle wapens, olifanten en strijdwagens, aan de andere kant zichzelf, alleen en ongewapend. Beiden kiezen naar eigen aard, Doryodhana het leger en de wapens, Arjuna kiest voor Krishna als zijn wagenmenner. Symbool dat het denken zich laat leiden door wijsheid.

  • Ghatotkacha een zoon van de halfgod Bhima en Hidimbi, een rakshasa (een mensetende demon). Ghatotkacha had veel magische krachten en leeft in de wereld van de duisternis.

Aan de zijde van de Kaurava’s:

  • Bhisma, de grandioze held die zijn koninkrijk had opgegeven en het celibaat had omarmd omdat zijn vader verliefd was geworden op een vissersdochter, en die van de goden de zegening had ontvangen zijn eigen tijdstip van overlijden te mogen kiezen. Hij stierf uiteindelijk op een bed van pijlen neergelegd door zijn grootste vriend Arjuna, de Pandava broer wiens leger tegen de zijde van Bhisma had gevochten.

  • Duryodhana, de oudste van de honderd zonen van Dhritarastra de blinde koning en zijn geblinddoekte vrouw Gandhari, aanvoerder van de Kaurava’s. Hij is de dynamische drijvende kracht achter de ontwikkelingen van de Mahabharata door zijn haat en afgunst jegens de Pandava’s. Slechts éénmaal had zijn moeder de blinddoek afgenomen na haar huwelijk om haar oudste zoon te kunnen zien. Fel licht scheen uit haar ogen die haar zoon onoverwinnelijk maakte. Krishna had dit voorzien en zijn dijen afgeplakt: dat werd zijn gevoelige en kwetsbare plaats. Toen Draupadi zijn slavin werd, na het dobbelspel, toonde Duryodhana openbaar in het hof obsceen zijn dijen aan Draupadi. Deze zwakke plaats leidde uiteindelijk tot zijn dood, toen op instigatie van Krishna, in de strijd Bhima hem hier trof met zijn mace. Daarbij verloor Bhima zijn goddelijkheid vanwege het onder de gordel tegen de erecode strijden.

  • Drona, de goeroe (leraar) van de zowel de Pandava’s als de Kaurava’s is geen Kshatriya maar een Brahmaan. Hoewel hij strijdt aan de kant van de Kaurava’s ligt zijn sympathie (net als die van Bhishma) bij de Pandava’s. Zijn liefde voor zijn zoon Ashwattaman doet hem uiteindelijk de das om.

  • Kripa, een hogepriester aan het hof van Hastinapur. Zijn tweelingzuster Kripi was gehuwd met Drona.

  • Karna (hindoeïsme)|Karna, de nobele strijder en stralende zoon van Surya, wiens enorme krachten hem tijdens de slag tekort schoten vanwege de twee vloeken die door zijn Goeroe (wijze)|goeroe en een Heilige over hem waren afgeroepen. Hij werd door zijn moeder Kunti uit schaamte (want hij werd door Surya verwekt toen Kunti nog bij haar ouders woonde en ongetrouwd was) in een rieten mandje gelegd en aan de rivier overgelaten. Hij werd toen als vondeling opgevoed, kende zijn afkomst niet en sloot zich aan bij de Kaurava’s. Karna is een halfbroer van de Pandava’s.

Neutraal is Vidur. Hij is de halfbroer van zowel Dhritarashtra als Pandu, maar geboren uit de gemeenschap tussen Vyasa en een dienstmeid van lagere kaste. Hij was minister-president aan het hof en vanwege zijn eerlijkheid werd hij Dharmaraja (god van de waarheid) genoemd. Hij was de enige die protesteerde tegen de vernedering van Draupadi na het dobbelspel van Shakuni en Yudhishtira. Ook hielp hij de Pandava’s door hen te waarschuwen over list en bedrog en moordplannen binnen het hof. Vanwege zijn onafhankelijkheid werd hij bij het uitbreken van de oorlog, als minister-president ontslagen.

Merk ook op dat aan de goede zijde ook duistere krachten meevechten (Ghatotkacha) en aan de slechte kant ook lichtkrachten meewerken (Karna). De ware strijd tussen goed en kwaad bestaat volgens de Mahabharata niet; het probleem ontstaat wanneer je geen onderscheid meer tussen beide kunt maken.

Structuur

De Mahabharata is geschreven in achttien parva’s (hoofdstukken of boeken):

  • Adiparva - Inleiding, geboorte en opvoeding van de prinsen. (Adi = eerste).
  • Sabhaparva - Leven aan het hof, het dobbelspel en de verbanning van de Pandava’s. Maya Danava bouwt het paleis en het hof (sabha) in Indraprastha.
  • Aranyakaparva (ook wel Vanaparva, Aranyaparva) - De twaalf jaar verbanning in het woud (aranya).
  • Virataparva - Het jaar van verbanning doorgebracht aan het hof van Virata.
  • Udyogaparva - Voorbereidingen voor de oorlog.
  • Bhishmaparva - Het eerste deel van de grote slag, met Bhishma als aanvoerder van de Kaurava’s. Onderdeel is de zogenaamde Bhagavad gita waarin verteld wordt wat Krishna, de mentor (opvoeding)|mentor en wagenmenner van Arjuna, vóór de grote strijd tot Arjuna zegt.
  • Dronaparva - De strijd gaat door, met Drona als aanvoerder.
  • Karnaparva - Nogmaals de strijd, met Karna als aanvoerder.
  • Shalyaparva - Laatste deel van de slag, met Shalya als aanvoerder.
  • Sauptikaparva - Hoe Ashvattama en de overgebleven Kaurava’s het leger van de Pandava’s doden in hun slaap (Sauptika).
  • Striparva - Gandhari en de andere vrouwen bewenen de doden (stri = vrouw).
  • Shantiparva - De kroning van Yudhisthira, en zijn instructies van Bhishma (shanti = vrede).
  • Anushasanaparva - De laatste instructies van Bhishma (anushasana = instructie).
  • Ashvamedhikaparva - De koninklijke ceremonie van ashvameda geleid door Yudhisthira.
  • Ashramavasikaparva - Dhritarashtra, Gandhari en Kunti vertrekken naar een ashram, en hun uiteindelijke dood in het woud.
  • Mausalaparva - De onderlinge strijd tussen de Yadava’s met staffen (mausala).
  • Mahaprasthanikaparva - Eerste deel van de weg naar dood van Yudhisthira en zijn broers (mahaprasthana, de grote reis = de dood).
  • Svargarohanaparva - De Pandava’s keren terug naar de spirituele wereld (svarga = hemel).

Er bestaat ook nog een supplement van 16.375 verzen, de Harivamsaparva, dat speciaal gericht is op het leven van Krishna (god)|Krishna.

Verhalen

De belangrijkste werken en verhalen in de Mahabharata zijn de volgende. Ze worden apart gepresenteerd als zelfstandige werken.

  • Bhagavad gita (Krishna geeft onderwijs en instructies aan Arjuna; Bhishmaparva)
  • Nala en Damayanti|Nala (of Nala en Damayanti, een liefdesverhaal; Aranyakaparva)
  • Krishnavatara (het verhaal van Krishna, de Krishna Leela, dat door veel van de hoofdstukken heen geweven is)
  • Rama (een verkorte versie van de Ramayana; _Aranyakaparva)
  • Rishyasringa (ook geschreven als Rshyashrnga, de gehoornde jongen en rishi; Aranyakaparva)
  • Vishnu sahasranama (de beroemdste hymne aan Vishnoe, die Zijn 1000 namen beschrijft; Anushasanaparva)

Gedurende de 20e eeuw hebben onderzoekers de vroegst bewaard gebleven exemplaren van de regionale varianten van het werk, gebruikt om een samengesteld referentiewerk te ontwikkelingen, dat bekendstaat als de Kritische Editie van de Mahabharata. Dit project werd voltooid in 1966 aan het Bhandarkar Oriental Research Institute in Poona (stad)|Poona (India).

Moderne Mahabharata

Van de Mahabharata wordt wel gezegd dat het de essentie vormt en de som vormt van de Veda’s en andere Indiase geschriften. Ze bevat grote hoeveelheden ingevoegde mythologie, kosmologische verhalen van de goden en godinnen en filosofische parabels gericht aan studenten in de filosofie. De verhalen worden gewoonlijk aan kinderen verteld bij religieuze gelegenheden, maar ook gewoon thuis.

Eind jaren 80 werd de Mahabharata uitgezonden op de Indiase staatstelevisie. De uitzendingen waren zo populair dat de straten tijdens de uitzendingen uitgestorven waren en zelfs vergaderingen van het kabinet werden verplaatst om de ministers de kans te geven te kijken. Tegenwoordig zijn er talloze miniseries en stripboeken met het verhaal. Het epos werd ook diverse malen verfilmd. Voor westerlingen het meest toegankelijk is de vijf uur durende filmversie van Peter Brook uit 1989 (The Mahabharata).