Panji Semirang

EPOS

De held in een uitgebreide cyclus van verhalen, bekend in verscheidene geschreven versies en door overleveringen, Panji wordt vaak beschouwd als de Oost Javaanse Arjuna, de ideale nobele prins, onoverwinnelijk in de strijd en onweerstaanbaar in de liefde.

Echter, in tegenstelling tot Arjuna’s streven naar welvaart voor de Pandawa’s en hun koninkrijk of naar het bewaren van de gewijde orde, zijn Panji’s bezigheden enkel gebaseerd op de hereniging met zijn ongrijpbare bruid, de beeldschone Candra Kirana (manestraal), een prinses van het rijk Daha (of Kediri).

De verhalen zijn vol van mysterieuze verdwijningen, gedaanteverwisselingen, vermommingen en herlevingen en er wordt verondersteld, dat de avonturen van Panji op zoek naar Candra Kirana, een aloude zon en maan mythe weergeven.

Daarentegen hebben namen van zekere personen van bepaalde koninkrijken en enige gebeurtenissen betrekking op historie van Oost Java. Men veronderstelt, dat de verhalen van Panji van oorsprong hiervandaan komen en wel in de 15de eeuw. Vanuit Oost Java spreidde het zich uit tot in Maleisië, Thailand en Cambodja, waar de verhalen en hun helden bekend zijn onder verschillende andere namen. Op Java en Bali zijn deze verhalen zeer populair.

Op Java worden de verhalen van Panji vaak in beeld gebracht met het gebruik van maskers, zoals in de wayang topeng, of bij de wayang gedok, het spel met de poppen.

Het verhaal hieronder is gebaseerd op slechts één van de onnoemelijke versies over de avonturen van Panji.

De held van de Panji-verhalen komen in de verschillende Javaanse en Maleisische versies voor onder verscheidene namen, bijvoorbeeld:

  • Raden Panji
  • Raden Inu
  • Inu Koripan
  • Inu Kartapati
  • Cekel Wanengpati
  • Kuda Wanengpati

Candra Kirana, de bruid van Panji, prinses van het rijk Daha (of Kediri). Een andere naam voor haar is Sekartaji. vermomd als man in andere verhalen heet ze Kuda Narawangsa.

Andere vooraanstaande personen in de Panji-verhalen zijn:

  • Kelana een woeste koning "van over zee", die zijn zinnen gezet heeft op Candra Kirana en tracht haar te bezitten, door haar te bedreigen en het Daha (Kediri) koninkrijk te verwoesten;
  • Gunungsari, de broer van Candra Kirana
  • Ragil Kuning (of Dewi Onengan), de zuster van Panji, die getrouwd is met Gunungsari;
  • Wirun, Kartala en Andaga, familieleden die bij het gezelschap van Panji behoren.

Panji, prins van het rijk Kuripan, is op de avond vóór zijn huwelijk wanhopig bij de plotselinge verdwijning van zijn schone bruid Candra Kirana (manestraal), de prinses uit het rijk Daha (Kediri), uit hun bruidskamer. Krankzinnig van spijt kreeg hij toch weer hoop bij het verschijnen van een prinses die beweert, dat zij Candra Kirana is, hoewel haar uiterlijk totaal anders is. Deze prinses, die in werkelijkheid een boze demonen-prinses is en die Panji voor haarzelf wilde hebben, beweert, dat zij in de greep gekomen was van de verschrikkelijke Durga, de godin van de dood, en dat zij haar oorspronkelijke lichaam terug zou krijgen, zodra zij met Panji getrouwd zou zijn.

Vol nieuwe hoop beveelt Panji voorbereidingen te treffen ten behoeve ven het voorgenomen huwelijk. Ondertussen bevindt de ware Candra Kirana (Sekartaji) zich in het woud. Haar wanhopige weeklagen worden gehoord door de goden. Zij raden haar aan terug te keren naar het paleis, maar dan vermomd als man, om zodoende te trachten, zich weer met Panji te herenigen. Candra Kirana (Sekar Taji) neemt inderdaad de gedaante van een man aan en keerde terug naar het paleis, waar de voorbereidingen voor Panji’s huwelijk met de bedriegster bijna voltooid zijn.

Candra Kirana (Sekartaji), die niet in staat is, Panji te wijzen op de onechtheid van de bruid, schrijft een brief naar de prins, waarin ze de hele toedracht uitlegt. Daarna verdwijnt ze weer. Panji is hevig geschokt en haast zich, om zijn ware geliefde te vinden, terwijl zijn manschappen de demonische bedriegster doden.

De lange omzwervingen van Panji op zoek naar Candra Kirana (Sekartaji) zijn vol avonturen, zowel bij gevechten als in de liefde. Hij verblijft in het woud bij kluizenaars, werkt bij verscheidene paleizen als bediende, terwijl hij voortdurend zoekt naar enig teken van zijn bruid.

Candra Kirana (Sekartaji) behoudt haar vermomming als man en beleeft haar eigen avonturen. Uiteindelijk wordt ze koning van Bali die bekend wordt vanwege zowel moed als zijn puur vrouwelijke vaardigheden, zoals borduren en kantwerken.

De climax van het verhaal wordt bereikt, wanneer Panji en Candra Kirana (Sekar Taji) recht tegenover elkaar komen te staan op het slagveld. Alle getuigen worden gelast het slagveld te verlaten en de prinses die niet weet, dat zij Panji voor zich heeft, vertrouwt hem toe, de ware bruid van Panji te zijn. Ze vertelt ook, dat de goden naar hebben aangeraden zich te vermommen als man en dat de goden haar gezegd hebben, dat zij slechts haar geliefde prins terug kan vinden, indien ze met Panji tot een man-tot-man-gevecht komt, totdat Panji’s bloed zal gaan vloeien.

Hierna gaan ze inderdaad met elkaar vechten, eerst met het zwaard en daarna met de pijl en boog. Candra Kirana (Sekartaji) kan echter haar tegenstander geen letsel toebrengen, totdat zij ten slotte haar haarpin als wapen gebruikt. Dan wordt Panji pas geraakt en valt neer. Hij maakt zijn identiteit bekend en de twee geliefden vinden elkaar eindelijk.

De Panji-verhalen worden op Java in de dansen vaak uitgebeeld met maskers op. Panji draagt een lichtblauw masker, Candra Kirana (Sekartaji) heeft een gouden masker op, Gunungsari, de broer van Candra Kirana is te herkennen aan een wit masker. Kelana, de woeste koning, draagt geen rode, maar een roze masker.

Op Bali is de dans Panji Semirang zeer populair. In deze dans wordt de vermomming van Candra Kirana (Sekartaji) uitgebeeld.

Alternatief

Als een episode van de oude geschiedenis van Java zijn de lotgevallen van Panji (ook wel Inu Kartapati, hij die niet bang is voor de dood) al vrij vroeg bij de Europese Javanici bekend. Men vindt zo o.a. in Raffle’s History of Java en in J. Hagemans Algemeene geschiedenis van Java.

De versie Hikajat Panji Kuda Semirang is een Maleis Panji verhaal uit de collectie van Ms. Cohen Stuart, geschreven in een duidelijk leesbaar Arabisch schrift. Het verhaal zou zijn vertaald uit het Javaans en zoals het opgeschreven staat, is dit werk gereedgekomen in september 1832. Men veronderstelt echter dat de verhalen van Panji van oorsprong reeds uit de 15e eeuw dateren en betrekking hebben op de historie van Oost Java.

In de Hikajat Panji Kuda Semirang wordt de naam van de held, Kuda Semirang Sira Panji Pandai rupa genoemd. Vermeld staan ook de vier vorstengebroeders van Java:

  • de oudste, vorst van het rijk Kuripan
  • de volgende broer, vorst van het rijk Daha
  • de volgende broer, vorst van het rijk Gegelang
  • en de jongste broer, vorst van Singasari.

De koning van Kuripan en zijn eerste vrouw verlangden naar een zoon. Zij gingen zich reinigen en brachten 40 dagen door in verering van de goden. Hun gebed werd verhoord en de god Batara Guru gaf hen een zoon, die ze Inu Kartapati (hij die niet bang is voor de dood) noemden. Later kregen ze weer een zoon bij en een dochter (Ratna Wilis of zoals de Javanen haar noemden Ragil Kuning).

Het koningspaar uit Daha riep eveneens de hulp in van de goden. Zij kregen een dochter later de beeldschone Candra Kirana (Manenstraal) genoemd. Zij was voorbestemd om de vrouw van Inu Kartapati (Panji) te worden.

Een ander mededinger naar de hand van Candra Kirana was de ruige koning van Sabrang, Kelana Sewandana. Elke keer wist zij zijn aanzoek op de lange baan te schuiven.

Intussen waren de twee koningskinderen volwassen geworden. Na de verlovingstijd kwam de huwelijksdag in zicht. Veel tijd werd er besteed aan de voorbereidingen voor het huwelijksfeest. Doch wat men al die jaren nagelaten had, was de goden te bedanken voor het krijgen van kinderen. Hierdoor waren de goden zeer ontstemd en ze besloten de families te straffen door de twee geliefden Inu Kartapati en Candra Kirana van elkaar te scheiden.

Tijdens een storm boven het rijk Daha die de god Batara Kala zelf had geschapen, daalde hij neer in de harem en nam de prinses Candra Kirana mee het luchtruim in. Vervolgens bracht hij haar naar de berg Jambangan waar zij aan ascese deed, de goden vereerden en endang (non) werd. Zij heette dan Endang Sangulara.

Na de verdwijning van de prinses uit het paleis vertrok ook Panji de wijde wereld in op zoek naar haar verloofde. Tijdens zijn zwerftochten maakte Panji vele hachelijke avonturen mee. Na Panji vertrok op haar beurt Ragil Kuning om haar broer te vinden. Zo was iedereen op zoek naar iedereen.

De Panji cyclus omvat verhalen vol van mysterieuze verdwijningen, gedaanteverwisselingen, vermommingen en herlevingen.